Naamgeving

Naamgeving, ofwel, Nomenclatuur.

Als beginner met de vlinderhobby merk je waarschijnlijk al snel dat er naast de Nederlandse naam van een soort, ook een tweedelige Latijnse naam bestaat. Waarom zo'n ingewikkeld systeem?

Systema Naturae

Tot in de 18e eeuw was er geen universeel naamgeving systeem en had elke taal haar eigen soortnamen.
Dat veranderde toen Carolus Linnaeus (1707-1778) het Systema Naturae publiceerde. Zijn doel was om alle soorten van de wereld in te delen in hiërarchische categorieën, waarbij de naam van een soort bestaat uit een geslacht (genus) en soortstoevoeging (epithet), en deze in een familie, klasse, orde etcetera geplaatst wordt. Latijnse soortnamen worden cursief geschreven, de hogere niveaus over het algemeen niet. Als een naam herhaaldelijk genoemd wordt, of verschillende soorten van hetzelfde geslacht, kan het geslacht worden afgekort, let er wel op dat het geslacht altijd met een hoofdletter wordt geschreven, het epithet niet, bijvoorbeeld:

Caloptilia elongella
C. alchimiella
C. stigmatella

Ook handig om te weten: zoölogische familienamen eindigen altijd op "dae", en subfamilienamen altijd op "nae". Zo weet je aan meteen over welk niveau het gaat wanneer men het heeft over Nepticulidae, of Lithocolletinae. Kortom, door het Systema Naturae kan er internationaal samengewerkt worden en weet iedereen waar het over gaat.


Een fragment uit de Linnaeus collectie (naar: Kristensen e.a., 2007).

Vertalingsverwarring

Ondanks het Latijnse naamgevingssysteem gebruiken de meeste mensen in het dagelijks taalgebruik nog steeds soortnamen in hun eigen taal. Soms leidt dit tot verwarring, met name wanneer verschillende namen refereren naar verschillende hiërarchische niveaus. Zo slaat het Nederlandse "vlinders" op de Latijnse orde "Lepidoptera". In het Engels is er geen algemene term vlinders en gebruikt men "moths and butterflies" om de orde aan te geven, in het Nederlands "motten" en "dagvlinders". Daarbij is ook nog op de te merken dat "motten" of "dagvlinders" niet slaat op een enkele familie of monofyletische groep, maar op een aantal verschillende vlinderfamilies. Vaak zijn er binnen een taal ook verschillende namen voor hetzelfde. Motten en nachtvlinders betekent hetzelfde, maar "echte motten", doelt weer op de familie Tineidae. Een extreem voorbeeld is het lieveheersbeestje (een hele familie van kevers overigens, de Coccinellidae), dat in het Nederlands ook wel wordt aangeduid als een pimpampoen, mariakever, heiligenkever, lievevrouwenworpje, hemelskoetje, zonnekever of gelukskever. Het is daarom niet verwonderlijk dat in de wetenschap de Latijnse namen gebruikt worden.

Taxonomie en systematiek

Nieuwe soorten voor de wetenschap worden beschreven door taxonomen. Goede taxonomen houden zich ook bezig met revisies, waarbij een hele groep als geheel bekeken wordt en ingedeeld in verschillende geslachten, families, subfamilies, soortgroepen etcetera. Het indelen van soorten in hogere groepen behoort tot de systematiek. Wanneer een nieuwe soort beschreven wordt, wordt één enkel exemplaar aangewezen als HOLOTYPE. Dit is het exemplaar dat vergeleken moet worden ten op zichte van andere potentieel nieuwe soorten. Op deze manier is het onmogelijk dat een soort beschreven wordt aan de hand van wat later een mix van verschillende soorten blijkt te zijn. Het is dus zeer belangrijk om het holotype ergens veilig op te bergen, liefst in een gerenommeerde natuurhistorische collectie. Bij het beschrijven van een nieuwe soort is het niet toegestaan de soort naar jezelf te noemen. Alle regels omtrent het beschrijven van nieuwe soorten zijn hier te vinden.

Latijn

Hoewel soortsnamen latijn zijn, zijn de woorden vaak afgeleid van het Grieks, andere talen, of van hedendaagse woorden, plaatsen of personen. Over het algemeen proberen taxonomen een toepasselijke naam voor de soort te verzinnen. Als je een beetje latijn leert, kan je soorten makkelijker onthouden. Zo is alba wit, dus hoe een vlinder die albicostella heet er uit zal zien is dan makkelijk voor te stellen. Of als je tot tien kan tellen, is quadripunctata ook meteen duidelijker herkenbaar. Veel vlindersoorten, met name micro's omdat ze vaak monofaag zijn, hebben iets van de plantennaam in hun eigen soortnaam. Als je wat Latijnse plantennamen leert, weet je bij zo'n vlindernaam direct op welke plant ze voorkomen. Maar het systeem is niet waterdicht, want ook taxonomen maken fouten. Zo zit Bucculatrix ulmella helemaal niet op Ulmus (Iep), maar enkel op Quercus (Eik)!

Gebruik bij Snellen bijeenkomsten

Hoe we bij de bijeenkomsten van Snellen het beste met Nederlandse en Latijnse namen om kunnen gaan is regelmatig aan bod gekomen. Mensen die al wat langer met de hobby bezig zijn, zeker degenen die al eens gepubliceerd hebben, zullen vooral bekend zijn met de Latijnse namen. Sinds 2012 is er ook voor microvlinders een lijst van Nederlandse namen. We merken dat deze namen door steeds meer mensen gebruikt gaan worden. We proberen de bijeenkomsten en inhoud van Franje daarom ook tweetalig te houden: noem zowel de Latijnse als Nederlandse naam, zodat iedereen het kan volgen.

Auteursnamen

Om compleet duidelijk te maken over welke soort er gepraat wordt, of om aan te geven welke soortsinterpretatie bedoelt wordt, is het verstandig om naar de auteur en het jaartal van publicatie van de soort te refereren. Ook daar zijn regels aan verbonden. Het standaard format in de zoölogie hiervoor is:

Ectoedemia heckfordi Van Nieukerken, A. & Z. Lastuvka, 2010

Als de soort sinds de beschrijving in een ander geslacht is geplaatst tijdens een taxonomische revisie, behoudt zij wel de auteurs van de eerste beschrijving, maar worden deze tussen haakjes gezet:

Antispila metallella (Denis & Schiffermüller, 1775)

Vanuit praktisch oogpunt is het aan te raden om bij het beschrijven van een nieuwe soort het aantal auteurs van de soort beperkt te houden, liefst niet meer dan twee of drie. Het is overigens ook lastig voor te stellen dat meer dan twee auteurs de soort echt beschrijven, hoewel het natuurlijk wel kan dat er meer mensen bij de ontdekking betrokken waren. In zulke gevallen is het aan te raden de publicatie waarin de soort beschreven wordt meerdere auteurs te geven, maar de soortnaam een selectie van die auteurs.

Botanie

In de botanie gaat het allemaal net wat anders. Familienamen eindigen bij planten niet op "dae", maar op "ceae". Ook de regels voor het noemen van de auteurs van soorten wijken af van die bij zoölogie. Zo noemt men bij een plantennaam het jaartal van de publicatie niet, en als een soort in een ander geslacht wordt geplaatst, wordt de naam van de persoon die dat publiceert de nieuwe soortsauteur. Ook is het bij planten gebruikelijk om alle auteursnamen af te korten, volgens een standaardlijst van afkortingen. Linnaeus bijvoorbeeld, wordt afgekort als L.

Bron:
Kristensen, N.P., Scoble, M.J. & Karsholt, O. (2007). Lepidoptera phylogeny and systematics: the state of inventorying moth and butterfly diversity. Zootaxa 1668: 699-747.




tekst: Camiel Doorenweerd

 

Home | Contact | © Afdeling Snellen van de Nederlandse Entomologische Vereniging.